‘Coen Moulijn gaf aan te stoppen en voor Ove Kindvall moesten we een goede vervanger hebben’, zo verklaarde directeur betaald voetbal Guus Brox in 1978 de aankoop van Atilla Ladinzsky. De Hongaar speelde in de seizoenen 1971-1972 en 1972-1973 voor Feyenoord. Een succes werd het niet. Zijn vrouw, auto’s en alcohol zaten de speler meer dan eens dwars.

Guus Brox noemde de speler ondanks zijn problemen een ‘aardige jongen’. Wellicht om zichzelf in te dekken. Zo blijkt het Feyenoord-bestuur vlak na de aankomst van Ladinzsky in de eerste maanden van 1972 een huwelijk te hebben georkestreerd voor de Hongaarse aankoop. De van Rot-Weiss Essen afkomstige aanvaller had in de Duitse stad Karin Trimhold ontmoet. Het was een open relatie, dat mede door Feyenoord in een huwelijk werd omgezet. Trimhold was op dat moment tien jaar ouder dan de 22-jarige Hongaarse vluchteling.

Het echtpaar woonde in Rotterdamse hotels waar alcohol en muziek nooit ver weg waren. In hotellobby’s werd gezopen, in hotelkamers gefeest. Volgens Brox: ‘Luste Karin, de alcohol nog liever dan Atilla.’ Omdat ze voor veel overlast zorgden moest er een oplossing worden gezocht. Dat werd een huis in Zwijndrecht. Willem van Hanegem hielp mee met verhuizen en schilderen. Er was echter een probleem aan het huis. Het zat tegenover een kroeg.

Atilla was verslingerd aan de fles. Hij parkeerde auto’s om lantaarnpalen en zou uiteindelijk geen al te diepe indruk achter laten bij de Rotterdammers. In 25 wedstrijden kwam hij tot tien doelpunten. Daarna vertrok hij naar Anderlecht. Daar legde hij propt beslag op de Belgische topscorerstitel van 1974.