Spanje bulkte eind jaren vijftig, begin jaren zestig van het voetbaltalent. De bondscoach kon bijvoorbeeld geboren Spanjaarden als Gouden Bal-winnaar Luis Suárez of zesvoudig Europa Cup I-winnaar Francisco Gento opstellen. Daarnaast had hij ook de beschikking over genaturaliseerde veelscorende spelers als Alfredo Di Stéfano en Ladislao Kubala. Een team dat goed genoeg was om op het eerste Europese Kampioenschap in 1960 de titel te pakken. Daar stak dictator Francisco Franco echter een stokje voor.

Real Madrid was aan de vooravond van het eerste EK de voetballende PR-machine van generaal Franco. De Madrilenen wonnen tussen 1956 en 1960 vijf maal de Europa Cup I. Barcelona dicteerde ondertussen de nationale competitie. Zowel in 1959 als in 1960 stonden de Catalanen aan het einde van het seizoen bovenaan. Daarnaast werd in die jaren ook nog eens twee keer de Jaarbeursstedenbeker aan het palmares van de Catalanen toegevoegd. Spanje was klaar om ook als land een prijs te pakken.

Voor het EK van 1960 speelden zeventien landen eerst een kwalificatietoernooi waarna de halve finale en de finale in één van de vier overgebleven landen werd gespeeld. In de achtste finale had Spanje het vrij makkelijk. Over twee wedstrijden werd Polen met 7-2 verslagen. De volgende tegenstander was echter van een ander kaliber: de Sovjet-Unie. Een ploeg vol met voetballers die gepokt en gemazeld waren. De Russen hadden opzien gebaard door in de eerste ronde de ooit zo mythische Magische Magyaren met 4-1 te verslaan over twee wedstrijden.

Spaanse Burgeroorlog

De wedstrijd die in november 1959 zou plaatsvinden, zou niet alleen een sportief onderonsje worden. Twee op totaal ander leest geschoeide dictatoriale regimes stonden tegenover elkaar. Dat bleek al twintig jaar eerder tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Toen werden de Republikeinen gesteund door de Russen in de strijd tegen Franco. Iets wat de Spaanse generaal nog steeds dwars zat.

Daarnaast was het volgens de voorschriften van de UEFA verplicht om het volkslied te spelen en de Russische vlag te hijsen voor een wedstrijd. Iets wat Franco niet zag zitten. Nog steeds waren er in zijn land communisten actief. Hij wilde een symbool van een vijandelijke stroming niet zien tijdens een wedstrijd waar zijn nationale vlaggenschip aan meedeed.

De Russen waren ondertussen volop in training voor het tweeluik. De competitie lag plat door de strenge winters en daarom speelde het nationale team verschillende wedstrijden tegen clubs uit Oost-Europa. Het EK was voor de Russen een ideale manier om het communistische machtsvertoon aan de wereld te laten zien. Op voetbalgebied hadden de Russen nog weinig gepresenteerd. Alleen een gouden plak tijdens de Olympische Spelen van 1956. Dat toernooi had een zwak deelnemersveld en werd door bijvoorbeeld Nederland en Spanje geboycot vanwege de Russische inval in Hongarije.

Twee dagen voordat Spanje naar Moskou zou afreizen voor de heenwedstrijd, maakte Franco een einde aan de WK-droom van de Iberische voetbalsterren. La Roja zou niet spelen tegen de communisten. Hierdoor sloeg Franco twee vliegen in één klap. Zijn fascistische sprookje kon hij doorzetten zonder dat het communistische vlammetje in Spanje werd aangewakkerd. Ook zou Spanje geen gezichtsverlies lijden op het internationale sportpodium. Politiek gezien kon hij met deze verzetsdaad aantonen dat Spanje op de hand van het westen was. Iets wat hij ook al had gedaan met het boycotten van de Spelen in 1956.

Vier jaar later waren de kaarten op het internationale toneel blijkbaar anders geschud. Spanje was gastheer van de tweede eindronde en de beker bleef op eigen grondgebied. In de finale werd met 2-1 van Rusland gewonnen.