Het zijn iconische beelden. Jimi Hendrix die op het popfestival van Monterey in 1967 zijn gitaar in de fik steekt. Het hoogtepunt van de Summer of Love wordt het genoemd. De voetbalploeg van de stad kan helaas niet bij dit unieke moment van de gitaargod aanwezig zijn. San Francisco Golden Gate Gales speelt op dat moment een uitwedstrijd aan de oostkust van Amerika. Door doelpunten van René Pas, Henk Houwaart (twee keer) en Harry Heijnen wordt Boston Rovers met 3-4 verslagen.

Pas, Houwaart en Heijnen: namen die furore maakten in de eredivisie midden jaren zestig. ADO was onder Ernst Happel de derde club van Nederland geworden en dat was ook aan de overkant van de oceaan opgevallen. ‘ADO speelde destijds veel internationale wedstrijden’, vertelt oud-bestuurslid Gerard Slager. ‘We speelden voor de Intertoto Cup en voetbalden vaak op dinsdag een vriendschappelijke wedstrijd in het buitenland. Dan vlogen we even naar Londen om tegen Leyton Orient te spelen. We zagen het gat met Ajax en Feyenoord steeds groter worden en dit was volgens ons een oplossing om meer weerstand te krijgen. Het was de tijd van de semiprofs. Voor zo’n internationale wedstrijd kreeg je niet veel geld. Maar voor broodvoetballers als bijvoorbeeld Dick Advocaat waren dit mooie wedstrijden, die liet geen gulden liggen.’

Gerard Slager was secretaris van de club tussen 1963 en 1972 en daarna nog twee jaar directeur. Hij maakte de trip naar Amerika mee vanaf
het moment dat er een memo uit Amerika binnenkwam (zie kader hieronder), totdat ADO na zeven weken in de Verenigde Staten weer in Nederland landde. ‘Ajax en Feyenoord wilden niet’, zegt Slager.
‘Toen kwamen ze bij ons uit via een BBC-journalist. Wij hadden een jong team, ideaal om zo’n trip mee te gaan maken. Twee spelers waren achterin de twintig. Verder hadden we veel jonge spelers zoals Advocaat,
Harry Vos en Lex Schoenmaker.’

Volgens Schoenmaker reageerde de spelersgroep enthousiast op het plan. ‘Met ADO gingen we wel vaker naar het buitenland, maar zo lang weg en
zo ver waren we nog nooit geweest. Maar ik had als negentienjarig jonkie natuurlijk niets te zeggen. We kregen wel een aardig bedrag voor de trip. Per speler duizend dollar, destijds zo’n 3.600 gulden.’

The Man with the Golden Head

De selectie van zestien man vloog twee dagen na het aflopen van de Nederlandse competitie naar de Verenigde Staten. De naam ADO zoemde al rond in de Amerikaanse media. Dat kwam door Slager, die naast secretaris ook de mediazaken van de club deed. ‘Die Amerikanen vroegen of ik de club alvast wat extra publiciteit kon geven. Ik heb toen namen verzonnen als The Lion of Glasgow voor Jan Villerius en Lambert Maassen noemde ik The Man with the Golden Head.’

Deze publiciteitsstunt zorgde bijna voor problemen. Slager kan er een halve eeuw later nog smakelijk om lachen. ‘We hadden ongeveer een maand voor de trip naar Amerika twee oefenwedstrijden in Polen, één tegen het Olympisch elftal en eentje tegen het nationale elftal in Warschau. Na de wedstrijd mochten de spelers van Happel gaan en staan waar ze wilden, als ze de volgende dag maar om zeven uur bij het vliegtuig waren. Maar Villerius en Maassen waren er niet. Kwam er net na zeven uur een taxi het vliegveld opscheuren waarvan de deuren werden opengegooid. Als een balletje rolden Villerius en Maassen uit die auto. Happel was resoluut en zei dat die twee niet mee mochten naar de Verenigde Staten.

Er was ook een journalist van de Haagsche Courant bij. Het stond nog net niet op de voorpagina, ‘Villerius en Maassen niet mee naar Amerika’. Een dag later had ik een telegram uit Amerika op mijn bureau. Die twee moesten mee, er was immers reclame voor gemaakt. Toen heeft manager Eddy Hartman een truc bedacht. Die zei dat reserve-aanvoerder Harry
Heijnen – Villerius was aanvoerder – moest zeggen dat als die twee niet mee zouden gaan, er niemand zou gaan. Heijnen heeft dat en wat andere woorden tegen de trainer gezegd. Het werkte. Happel streek over z’n hart.’

United Soccer Association
De reden dat ADO in Amerika terechtkwam, heeft alles te maken met het wereldkampioenschap van 1966 in Engeland. Meer dan één miljoen Amerikanen zaten in de zomer van 1966 aan de buis gekluisterd, kijkend naar Eusébio, Garrincha en Uwe Seeler. Wanneer er zoveel mensen naar een Europese sport kijken, dan moet er geld te halen zijn, dachten Amerikaanse investeerders ter plekke. Er werd een profcompetitie opgericht, de United Soccer Association. Maar de investeerders achter de United Soccer Association waren niet de enigen met het idee om een Amerikaanse voetbalcompetitie op te zetten. Ongeveer tegelijkertijd werd ook de National Professional Soccer League (NPSL) in het leven geroepen. Ondanks dat de United Soccer Association werd gesteund door de FIFA en de Amerikaanse voetbalbond, ging de NPSL veel voortvarender van start. Waar de United Soccer Association in de
lente van 1968 wilde beginnen, had de NPSL een televisiecontract en plannen om in 1967 al te starten met professioneel voetbal in The States. De United Soccer Association moest dus snel handelen. Pas in 1968 met de competitie beginnen zou voor een misschien wel onoverbrugbare achterstand zorgen. Clubs en spelers waren er nog niet en daarom werden teams uit Europa en Zuid-Amerika gevraagd een zomer lang als ‘Amerikaanse profclub’ door het leven te gaan. ADO was een van die gelukkige clubs die een uitnodiging kreeg.


ADO kon zich dus klaar gaan maken voor het avontuur. ‘Pas later kregen we te horen dat we niet onder onze eigen clubnaam, maar als de San
Francisco Golden Gate Gales gingen spelen’, vertelt Schoenmaker. ‘Wist je dat het avontuur er bijna na één dag opzat? We kwamen aan bij ons hotel, maar dat bleek een school te zijn. Dat was niet zo aan ons beloofd. Happel zei toen tegen de organisatoren daar: ‘Als we morgen niet in een hotel zitten, vliegen we weer terug naar Nederland.’ Diezelfde avond zaten we in een heel luxe hotel in Geary Street, middenin het centrum van San Francisco.’

Hippies

San Francisco als thuisbasis, ADO had het niet beter kunnen treffen. The Summer of Love maakte van de stad het middelpunt van de wereld en ook de Hagenaars kregen er flarden van mee. Schoenmaker kan zich het nog goed voor de geest halen: ‘Het eerste nummer dat ik hoorde toen ik aankwam was Going to San Francisco van Scott McKenzie. Die single heb ik daar ook meteen gekocht. Het was de tijd van The Beatles en The Rolling Stones. Ik had zelf ook al wat langer haar. Ik heb daar mijn platencollectie van The Stones aardig aangevuld. Die waren veel goedkoper dan in Nederland.’

Ton Thie redt voor de San Francisco Golden Gate Gales

Ook Slager kon zijn hart ophalen. ‘We hadden in de selectie drie kampen. Schoenmaker was inderdaad van The Stones, Henk Houwaart van de Beatles en Villerius en ik hielden van jazz. Gingen we met zijn tweeën die jazzcafés langs. Als jazzliefhebber kon je daar je hart ophalen. Ook speelden daar allemaal sterren op de straathoek die we in Nederland alleen
maar kenden van televisie. Bijzonder was dat, de stad was heel levendig. In het centrum waar wij zaten, zag je al veel hippies lopen. En achter het stadion waar wij onze thuiswedstrijden speelden, had je zelfs hele
hippiewijken.’

AstroTurf

Naast de hippies waren er ook genoeg andere culturele uitingen, maar na een zwaar seizoen wilden de spelers ook wel wat rusten. ‘Als ik terugkijk, was het een soort vakantie’, vertelt Schoenmaker. ‘Maar met die instelling zaten we er zeker niet. Wel werden we veel gevraagd voor kleine feestjes van de Dutch clubs, van die Nederlanders die in Amerika wonen en dan samenkwamen. In San Jose zat er eentje en dat was vlakbij San Francisco. Kwam ADO die club binnenlopen. Die mensen vonden dat geweldig joh!
Dat was altijd wel gezellig. Maar ook in het hotel hadden we het naar onze zin. Na de training lekker liggen aan het zwembad, een beetje muziek luisteren of een potje kaarten.’

San Francisco Golden Gate Gales speelde de wedstrijden door heel Amerika: Cleveland, Detroit, Boston en ook Houston. Vooral de wedstrijd in die laatste stad was bijzonder. ‘Daar speelden we onze beste wedstrijd, tegen het Braziliaanse FC Bangu’, weet Schoenmaker nog. ‘Dat was gigantisch. Het
stadion was overdekt en er lag AstroTurf, een soort kunstgras. Die Brazilianen waren aan die ondergrond gewend, maar wij niet. Toch wonnen we, ik scoorde zelfs nog.’

Voor de ambiance hoefde ADO het niet te doen in The States. Het spelen in een overdekt stadion op AstroTurf was voor een keer een leuk uitstapje, maar de Hagenezen merkten aan alles dat voetbal in Amerika nog in de kinderschoenen stond. Schoenmaker: ‘Die Amerikanen wisten niet veel. Je
zag ze ook amper op de tribunes. Daar zaten vooral Europeanen die zich in Amerika hadden gevestigd, ook een paar Nederlanders. We hebben daar op echt slechte ondergronden gespeeld. Sommige stadions hadden een stuk van het honkbalveld omgetoverd tot voetbalveld. Dan kwam je ineens een derde of vierde honk tegen. Dan wist je dat je daar geen slidings moest maken.’

Aad Mansveld probeert de meubelen te redden

ADO had vier wedstrijden voor het einde kans op een finaleplaats. Om eerste te worden, moest San Francisco Golden Gate Gales binnen twee dagen twee wedstrijden winnen van lijstaanvoerder Los Angeles Wolves, dat bestond uit spelers van het Engelse Wolverhampton Wanderers. Schoenmaker: ‘We wonnen de eerste wedstrijd in ons eigen stadion, een normaal voetbalstadion, enorm groot. Jammer genoeg kwamen er niet zoveel mensen kijken. Bij die wedstrijd in Los Angeles trouwens wel. Dat kwam omdat er in die eerste wedstrijd werd gevochten. Dat werd live op televisie uitgezonden. Jammer genoeg verloren we uit met 2-0.’

‘Twee weken nadat we terugkwamen, begon de voorbereiding op de competitie alweer’, vervolgt Schoenmaker. ‘Maar we hadden de reis goed verteerd. We werden dat seizoen derde en pakten de beker in een finale tegen Ajax, waarin ik scoorde. Later heb ik nog in Canada en Florida gevoetbald. Die competitie was toen net begonnen. Toen ik vertelde dat ik twaalf jaar eerder daar ook had gespeeld, kon niemand dat
geloven. Gelukkig weet ik er zelf nog veel van. Het
was een unieke ervaring.’

Puskás als coach

Vele bronnen zeggen dat Ernst Happel en Ferenc Puskás – sommigen zelfs alleen Puskás – ADO in de Verenigde Staten coachten. Maar dat is een misverstand, Puskás heeft nooit voor de Haagse spelersgroep gestaan. Zelfs Happel coachte ADO niet alle wedstrijden in Amerika. Schoenmaker: ‘Happel was natuurlijk een
enorm goede trainer, maar ook heel eigenzinnig. Na vier weken vertrok hij uit Amerika om op vakantie te gaan in Oostenrijk. Toen moesten wij nog wel een paar weken spelen. Die laatste twee weken heeft assistent-trainer Rinus Loof het van Happel overgenomen.’
Dan blijft natuurlijk nog de vraag hoe Puskás aan ADO werd gekoppeld. De officiële competitie zou pas in 1968 beginnen en de competitie waarin ADO meedeed, was uit nood geboren (zie vorige kader). De Hongaar was juist voor die competitie in 1968 aangenomen. Zijn taak was in 1967 voornamelijk talenten scouten om zo een representatief team op de been te brengen voor
het elftal dat in 1968 aan de competitie zou beginnen.
Puskás deed in die zoektocht ook Nederland aan. Zo werd rechtsback Ger Lagendijk bijvoorbeeld naar San Francisco gelokt door de Hongaar, maar de latere zaakwaarnemer zou nooit Californië in spelen. Voordat de competitie in 1968 begon, kocht de eigenaar van San Fransisco Golden Gate Gales, The Vancouver
Royal Canadians en voegde beide teams samen. De nieuwe club ging door het leven als The Vancouver Royals. Alleen had de club nu twee hoofdcoaches. Puskás won de strijd en werd aangesteld, de andere coach mocht assistent zijn. Deze bedankte daar wijselijk voor en keerde terug naar zijn vaderland Engeland. Een keuze die Bobby Robson geen windeieren heeft gelegd.