Als je de elftalfoto’s van Zuid-Amerikaanse landen bekijkt, zie je vaak een palet aan huidskleuren. James Rodríquez en Radamel Falcao steken bleek af naast Juan Cuadrado en Davinson Sánchez. Bij Brazilië is het niet anders; gebroederlijk staan doelman Allison en aanvaller Vinicius jr naast elkaar. Veel landen dragen het eigen verleden in de selecties mee. Slavernij, arme Europese immigranten en de oorspronkelijke bewoners van het continent krijgen via de nationale teams een gezicht. Maar, hoe zit dat bij Argentinië? Er zijn haast geen elftalfoto’s waar je het slavernijverleden van het land in terugziet. Terwijl het dit wel heeft gehad.

Rond 1800 was in sommige Argentijnse provincies bijna vijftig procent van de bevolking van Afrikaanse komaf en in Buenos Aires lag het percentage rond de 37 procent. De hoofdstad was in de eeuwen daarvoor één van de belangrijkste doorvoerhavens voor slaven in Zuid-Amerika. Daarnaast werd er op de kades van de tegenwoordige miljoenenstad in mensen gehandeld. Het was zelfs zo macaber in dat in 1800 een groot gedeelte van de economie leunde op de schouders van Afro-Argentijnen.

Tijdens de Argentijnse Onafhankelijkheidsoorlog (1810-1818) werden er wetten aangenomen die langzaamaan de slavernij moesten afschaffen. Zo konden kinderen die na 1813 werden geboren, geen slaaf meer worden. De mannen die nog wel slaaf waren, konden in vrijheid leven als ze gingen vechten in de Onafhankelijkheidsoorlog. Dit had tot gevolg dat een gedeelte van de zwarte mannelijke bevolking tussen 1813 en 1818 als kanonnenvoer de dood werd ingejaagd.

Héctor Rodolfo Baley keepte dertien interlands voor Argentinië. Hij is waarschijnlijk de laatste Afro-Argentijnse speler in het nationale elftal | Foto: Wikipedia

Overstap naar Brazilië en Uruguay

Nadat Argentinië onafhankelijk was geworden, kwam er een nieuwe generatie Afro-Argentijnen; mensen die niet waren geboren in gevangenschap. In de landen om Argentinië heen was er voor hen een veel gunstiger politiek klimaat en betere leefomstandigheden. Velen maakten de overtocht naar Brazilië en Uruguay. Daarnaast werd in die landen slavernij ook veel eerder afgeschaft dan in Argentinië. Dat zorgde voor nog meer emigratie. Langzaam maar zeker nam het zwarte gedeelte van de Argentijnse bevolking af.

Uiteindelijk was het in 1853 ook gedaan met de slavernij in Argentinië. Cru genoeg werd de Afro-Argentijnse bevolking juist in de decennia daarna gedecimeerd. De donkere Argentijnen zaten aan de onderkant van de maatschappelijke ladder, leefden volop in armoede en hadden slechte toegang tot primaire zaken als onderwijs, goed voedsel en gezondheidszorg. Epidemieën hielden huis in de getto’s waar ze leefden en zorgden er zo voor dat er velen al jong naar het graf werden gedragen.

Oorlog van de Drievoudige Alliantie

De grootste klap voor de oorspronkelijke slavenbevolking kwam tijdens de Oorlog van de Drievoudige Alliantie. In deze slachtpartij (1864-1870), vocht het moderne en militair sterke Paraguay tegen Uruguay, Brazilië en Argentinië. De Argentijnen waren niet voorbereid op dit geweldsconflict en hadden een leger dat niet aan de eisen van die tijd voldeed. Een tekort aan manschappen en materieel zorgde ervoor dat als noodgreep de Afro-Argentijnen naar het front werden gestuurd.

Bijna alle mannelijke zwarte ongetrainde soldaten werden door Paraguayaanse strijdkrachten vermoord. Na zes jaar vechten, was de mannelijke zwarte Argentijnse bevolking weggevaagd. De paar soldaten die toch nog terugkeerden, namen de gele koorts mee uit het oorlogsgeweld. Daaraan zou 1/3 van de Argentijnse bevolking bezwijken. Er waren daardoor nog amper zwarte mannen in leven. De overgebleven Afro-Argentijnse vrouwen gingen de jaren daarna op in de bevolking en het huidpigment werd steeds lichter. Tegenwoordig wordt nog 0,37% van de bevolking als Afro-Argentijns gezien.

Wel waren er verse arbeiders nodig omdat de mannelijke bevolking enorm was verminderd. Scheepsladingen vol met werkkrachten uit Spanje, Italië, Griekenland en andere Zuid-Europese landen meldden zich aan het einde van de negentiende eeuw in de haven van Buenos Aires. De geboren Europeanen werden een belangrijk onderdeel van de Argentijnse bevolking en leverden in de eeuw die daarna zou komen een veelvoud aan namen af aan het Argentijnse elftal. Dit terwijl de Afro-Argentijnen in de geschiedenis amper zijn vertegenwoordigd in La Albiceleste. Voetbal kwam te laat.

Opmerkelijk genoeg kwam de bekendste Afro-Argentijnse voetballer niet eens uit voor zijn geboorteland. Miguel Montuori werd in 1932 in Rosario geboren uit een huwelijk van een donkere moeder en een Italiaanse vader. Hij ging in 1955 bij Fiorentina spelen en werd in zijn eerste jaar landskampioen met Viola. Het jaar daarop verloor hij met zijn ploeg de Europa Cup I-finale tegen Real Madrid (2-0). Wel kon hij dankzij zijn vader Italiaans international worden. Hij speelde twaalf interland, waarin hij twee keer scoorde.

Steun mijn journalistiek met een Tikkie: