In de staart van de Italiaanse Serie A was er in het seizoen 1946-1947 een bizarre ontknoping. Rodelantaarndrager Triëstina stond na 38 wedstrijden op de laatste plaats. Toch hoefde de club uit Triëst niet naar de Serie B. Daar lag een nationalistisch-politiek conflict tussen Joegoslavië en Italië aan ten grondslag.

De geallieerde machten schiepen in 1947 noodgedwongen de Vrije Zone Triëst, een stadsstaat. Na de Tweede Wereldoorlog was er namelijk een machtsvacuüm ontstaan in de havenplaats. Zowel de Italianen als de Joegoslaven maakten aanspraak op de stad die vooral economisch belangrijk was in Centraal-Europa. Die bijzondere situatie in Triëst eind jaren veertig is terug te zien op de posters voor de Marshallhulp. De vlag van de stad is daarop afgebeeld tussen de Nederlands, Belgische en Zweedse vlag.

Poster voor Marshallhulp met onder de Duitse vlag, de vlag van Triëst | Afbeelding: Wikipedia

Het nationalistische getouwtrek had ook zijn weerslag op de voetbalcompetitie. Triëstina voetbalde al bijna twintig jaar op het hoogste Italiaanse voetbalniveau. In september 1946 begon de club aan een van de opmerkelijkste seizoenen uit zijn bestaan met een 1-1 gelijkspel tegen heersend landskampioen Torino. De club die aan het einde van dat seizoen wederom de landstitel won.

De volgende wedstrijd voor de mannen van trainer Mario Varglien was een thuiswedstrijd tegen AC Milan. Maar de geallieerden, die op dat moment de macht hadden in Triëst, gooiden roet in het eten. Terwijl de selectie van Milan al binnen de stadsgrenzen was, werd de wedstrijd verboden. Men wilde in de herfst van 1946 niet dat voetbal werd gebruikt om de landsgrenzen van Italië te bepalen. Om verdere problemen te voorkomen moest Triëstina tot 1 januari haar thuiswedstrijden in het nabijgelegen neutrale Udine spelen. Dat gebeurde twee keer. De andere wedstrijden werden omgezet in uitduels, waardoor de club in de eerste maanden van 1947 een druk thuisprogramma had.

Vrije Zone Triëst (1947-1954) | Afbeelding: Wikipedia

Bijna hetzelfde geschiedde in Joegoslavië, bij het eveneens uit Triëst afkomstige Ponziana. Die club speelde in september 1946 in de Serie C. De Joegoslavische regering zag daarin een kans. Ponziana werd opgesplitst in een Italiaanse en Joegoslavische tak, waarbij het tweede team gefinancierd werd door de Joegoslavische overheid. Ponziana mocht daardoor op het hoogste niveau van dat land spelen.

De voetballers konden bijna zes keer zoveel verdienen als ze in de Joegoslavische competitie gingen spelen. En zo geschiedde. Terwijl de Joegoslavische competitie al vijf wedstrijden onderweg was, werd Ponziana toegevoegd aan het geheel. De thuiswedstrijden in het begin van de competitie werden, net als die van Triëstina, niet gespeeld in de eigen stad, maar op een aantal plekken in het huidige Slovenië.

Regeringen voorkomen degradatie

Het seizoen verliep voor Ponziana niet erg voortvarend. Het merendeel van het team bestond uit profs die voorheen in de Serie C uitkwamen en voor wie de competitie eigenlijk te hoog gegrepen was. Uiteindelijk werd Ponziana elfde van de veertien clubs. In een normale competitie zou dit handhaving betekenen, maar in 1947 betekende dit degradatie. De Joegoslavische politiek stak hier een stokje voor. Om de aanspraak op Triëst te kunnen volharden, werd voetbal gebruikt en zo bleef Ponziana in de eerste Joegoslavische liga.

Datzelfde tafereel speelde zich af aan de andere kant van de grens. Triëstina speelde uiteindelijk een slecht seizoen en eindige op een troosteloze laatste plaats. Na de laatste speeldag, op 6 juli 1947, was het verschil met Venezia, de voorlaatste club, maar liefst negen punten. Men had zich neergelegd bij degradatie.

Een kleine drie weken later vroegen twee christelijke Italiaanse politici of de regering kon ingrijpen bij de voetbalbond. Vanwege het ‘Italiaanse karakter’ van Triëst was het volgens hen noodzakelijk dat de club van de stad in de Serie A speelde. Ook droegen de politici het voorbeeld van Ponziana aan. Bovendien vonden zij het oneerlijk dat Triëstina in het begin van de competitie niet alle wedstrijden in het eigen stadion had kunnen spelen.

Tweede in de Serie A

De Italiaanse voetbalbond ging na een paar weken overstag. In het seizoen 1947-1948 bestond de Serie A uit 21, in plaats van 20, teams. Voor Triëstina was een plekje extra ingeruild. Daarnaast werd de club via onofficiële wegen gesteund door de Italiaanse overheid. Dit had effect. Aan de hand van de latere succestrainer Nereo Rocco werd de weg naar boven ingezet. In het jaar nadat Triëstina op een bijzondere manier aan degradatie was ontkomen, werd de club tweede in de Serie A. Nog steeds het beste resultaat ooit in de clubgeschiedenis.

In 1954 werd besloten om Vrije Zone Triëst te verdelen onder Italië en Joegoslavië. Het noordelijke deel, waaronder de stad Triëst, werd onderdeel van Italië. Het zuidelijke deel werd bij Joegoslavië gevoegd. Zowel Triëstina als Ponziana spelen tegenwoordig in de lagere divisies van Italië.

Steun mijn journalistiek met een Tikkie